Zanderij en Steneneiland – Aardkundig Monument
Inleiding
Tussen 1838 en 1845 werd de spoorlijn van Utrecht naar Arnhem aangelegd. Voor het tracé is een zo recht mogelijke lijn aangehouden tussen beide plaatsen. Binnen Maarn zijn echter twee bochten in de spoorlijn opgenomen. De achtergrond van deze keuze is waarschijnlijk het feit, dat men komende van Driebergen de kortste ingraving bij Maarn wilde maken op de plaats waar zich in de Utrechtse Heuvelrug een laagte bevond. Door daar de ingraving te plannen is het uitvoeren van het grondwerk zo beperkt mogelijk gehouden. De ingraving werd in de jaren daarna steeds verder naar het zuiden uitgebreid waardoor de zandafgraving ontstond. Op het vrijgekomen terrein werd vanaf 1901 een rangeeremplacement ingericht. Van 1953-1970 bood het terrein ook nog plaats aan het Geniepark Maarn.
Ontwikkeling van zanderij en rangeeremplacement
De geschiedenis van Maarn hangt nauw samen met de groei van de zandafgraving, waarvan de officiële start plaatsvond in 1865. De eerste nevensporen voor de spoorlijn zijn in dat jaar aangelegd en tien jaar later, in 1875, is de bedrijvigheid inmiddels uitgegroeid tot een groot zandwinbedrijf. De geschiedschrijving meldt dat er in het jaar 1890 al zestig mensen in de zandafgraving aan het werk waren. Cijfers uit de jaren dertig van de vorige eeuw, de crisisjaren, maken melding van dertig zandgravers die per dag drie treinwagons moesten laden voor vijfendertig gulden per week. Dat komt neer op ongeveer 36 kubieke meter zand per graver per dag. Het zand werd vanaf de helling naar beneden geschoven en kwam naast de wagons terecht. Van daar kon het met de ‘zweetlepel’ (de schop) worden opgeschept in de wagons.
Het zand werd gebruikt ten behoeve van aanleg en onderhoud van spoorlijnen. Vooral voor het traject Woerden-Gouda is veel zand uit Maarn gebruikt. Rond 1940 begon men het zand op mechanische wijze af te graven; dit betekende werkloosheid voor een groot deel van de gravers.
Steden zoals Utrecht, Amersfoort en Arnhem kregen steeds meer behoefte aan grote rangeerterreinen. Het vrijkomen van een grote vlakte aan afgegraven grond maakte het mogelijk in Maarn een groot rangeeremplacement aan te leggen. Op die manier konden de steden ontlast worden van rangeerbewegingen. In 1901 was het zover. In de zandafgraving werd 16,5 km spoorbaan aangelegd met 44 wissels, 9 driewegwissels en 3 hele en 3 halve Engelse wissels. Er verrezen drie grote seinhuizen met bloktoestellen, telefoons en wekkertoestellen, en voor de verlichting werden maar liefst 28 hoge booglampen geplaatst. Een tijdelijk elektriciteitsstation met twee grote dynamo’s leverde de benodigde stroom voor het emplacement en voor de watervoorziening werd een groot reservoir gebouwd. Tenslotte werd uit Utrecht een draaischijf voor locomotieven naar Maarn getransporteerd om het geheel compleet te maken. In 1917 nam men een rangeerheuvel in gebruik, zodat het rangeerproces sneller zou kunnen verlopen. In 1919 werd de oude draaischijf vervangen door een grote draaischijf met een diameter van 18 meter, afkomstig uit Roosendaal.
Stenen in de zandafgraving
Sedert 2004 is de Zanderij een officieel aardkundig monument. Deze monumenten zijn min of meer een noviteit binnen de monumentenwet. Het idee om aardkundige monumenten te benoemen en dus te gaan beschermen, ontstond in 1994. In dat jaar moesten projecten worden gekozen in het kader van het Europees Natuurbeschermingsjaar 1995. De provincie Utrecht telt inmiddels zeven officiële aardkundige monumenten. Binnen de provincie is nog een aantal plaatsen aangewezen als aardkundig monument. Ze staan beschreven in het boek van Wim Hoogendoorn evenals de criteria waaraan zo’n aardkundig monument moet voldoen. Tot 1941 werd het zand met de hand afgegraven en tijdens dat graven kwam men een enorme hoeveelheid stenen tegen.
Dat was lastig, zeker toen men in 1901 begon met de aanleg van het rangeerterrein. De enorme steenmassa verplaatsen leek geen optie en uiteindelijk stortte men over de stenen een dikke laag zand waarop een groot aantal sporen werd aangelegd. Toen in 1994 het rangeerterrein ‘ontmanteld’ werd, kwam het keienveld weer tevoorschijn en het had niet veel gescheeld of alle stenen waren verdwenen uit de zanderij. Verkocht, gestolen of zomaar naar een andere bestemming ‘gegaan’. In Maarn en omgeving vindt men daarom ook op veel locaties prachtige zwerfkeien van zeer groot formaat. Maar die stenen waren ook een leidraad bij het onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis van het gebied. Het was dus van groot belang dat de collectie keien op de locatie bijeen bleef. Om dit te bewerkstelligen en ‘verdwijning’ van de stenen te voorkomen richtte W. F. de Beaufort, toentertijd wonende op de Maarnse buitenplaats ’t Stort, als eerste in zijn achtertuin een geologisch park in met stenen uit de zandafgraving.
Ontstaan van het Steneneiland
Wetenschappers en plaatselijke pioniers als Gerard Gongrijp, Jaap Zandstra en Maarten van Vliet hebben zich vervolgens, in samenwerking met de vereniging Maarn-Maarsbergen Natuurlijk, enorm ingezet om de stenen te behouden en te determineren. Daarna wist Wim Hoogendoorn, de geestelijke vader van de aardkundige monumenten in Nederland en toentertijd medewerker van de Provincie Utrecht, de stenencollectie in te passen in het bestaande aardkundig beleid. Daarmee was het behoud van de keiencollectie ‘keihard’ verzekerd en heeft Maarn nu een spectaculair aardkundig monument: het Zwerfsteneneiland in de Zanderij.
De Maarnse kunstenaar Peter Enter ontwierp voor de formatie van de stenen een Kompas-roos die op een (schier)eilandje kwam te liggen. De stenen werden gedetermineerd en gesorteerd en vervolgens soort bij soort ingepast in het ontwerp. Globaal is men tot de volgende indeling van de stenen gekomen: stollingsgesteenten, afzettingsgesteenten, omzettingsgesteenten en stenen van zuidelijke herkomst.
In de Zanderij liggen als toegang tot het Zwerfsteneneiland ook nog restanten van de twee draaischijven van het oude rangeerterrein. Samen met het tot vleermuizenverblijfplaats omgebouwde transformatorhuisje behoren deze objecten tot ons ‘industrieel erfgoed’.
Ons verre verleden is voor het gemak ingedeeld in perioden die men vervolgens een naam gaf. Zo noemen we bijvoorbeeld de voorlaatste ijstijd, die ongeveer 150.000 jaar geleden plaatsvond, het ‘Riss’ of ‘Saalien’. Eigenlijk weten wetenschappers niet zo veel van die tijd, maar wat we wel weten is dat er in die periode vanuit de noordelijke streken die we nu aanduiden als Scandinavië, een grote uitbreiding tot stand kwam van het landijs. Onlangs is vast komen te staan dat op de bodem van het Kanaal tussen Engeland en Frankrijk een vallei ligt van een prehistorische superrivier die destijds naar het zuidwesten stroomde. Door een doorbraak van een natuurlijke dam, ongeveer ter hoogte van Calais, overstroomde zo ongeveer heel Nederland en ook de huidige Noordzee met zoet water. In de ijstijden lag het niveau van de zee tot wel 120 meter lager dan nu omdat veel water opgeslagen lag in de enorme ijskappen. Aan de hand van de sporen die gevonden zijn in het Kanaal en op de bodem van de Noordzee dateert men deze vloedgolf tussen 450.000 en 200.000 jaar geleden. Een tweede vloedgolf vond ongeveer 150.000 jaar geleden plaats, rondom de voorlaatste ijstijd. Dat was ook de tijd dat de enorme hoge wal van ijs, modder en stenen ons land binnen stroomde en onder andere de Utrechtse Heuvelrug ontstaan is. In feite is het een stuwwal die ontstaan is als gevolg van de enorme natuurkrachten die vrijkwamen tijdens het oprukken van het landijs.
De massa’s zwerfkeien, die meegevoerd werden met het landijs, zijn de stille getuigen van een natuurverschijnsel dat heel lang geleden plaatsvond. Kenmerken van de verschillende soorten zwerfkeien zijn te lezen op de borden bij de verschillende groepen. Wie er meer van wil weten kan ook een rondleiding over het Zwerfsteneneiland meemaken.
Toekomst van de Zanderij
Na ruim anderhalve eeuw zandwinning en spoorwegwerken, zijn op l maart 2002 alle industriële activiteiten gestopt. De zandafgraving leverde wellicht de belangrijkste bijdrage aan de groei van het huidige Maarn. Rond 1900 was de zanderij zelfs de belangrijkste werkgever in de wijde omgeving. Dankzij de bedrijvigheid in de zanderij kwamen er scholen, winkels en kerken en werd onder andere Tuindorp’ gebouwd. Nadat alle werkzaamheden gestopt waren is een natuurinrichtingsplan gemaakt; het gebied is heel sober beplant en voorlopig afgesloten voor publiek om de ontwikkeling van nieuwe natuur een handje te helpen. Inmiddels oogt de Zanderij al helemaal groen en hebben tal van wilde inheemse diersoorten er een thuis of een pleisterplaats gevonden. Eind 2013 is de zandafgraving na een tijdlang afgesloten geweest te zijn weer opengesteld voor extensieve recreatie met de nadruk op natuurbeleving.
Referenties
- Maarn, geschiedenis en architectuur, pagina 42.
- Treinen door Maarn en Maarsbergen, pag 16, 50.
- RHC Zuidoost Utrecht, Beeldbank Maarn foto’s 241berg002, 241berg010 (1930) en 241berg061.
- CHC Collectie, foto’s 2012, 2013
- Blogspot Geniepark Maarn.
- Website Zwerfsteneneiland