Als je het zo ziet liggen lijkt het slechts een grimmig brok steen. Grijs, zwaar en massief vormt het gevaarte ook een toegangspoort tot de prachtige kompasroos die gevormd wordt door de keien van het zwerfsteneneiland. Maar ooit was het brok steen onderdeel van een draaischijf voor locomotieven op het rangeerterrein.
In 1901 was men begonnen met de aanleg van het rangeerterrein in de Maarnse zanderij. Men gooide zand op het keienveld dat er lag en er kwam in totaal 17 km spoorweg. Er kwamen tevens allerlei dienstgebouwen: machineloodsen, schaftlokalen, seinhuizen en ook woonhuizen voor het personeel. Omstreeks die tijd is het rijtje huizen op de Bergweg gebouwd; pas veel later, in de twintiger jaren, startte men de bouw van ‘Tuindorp’ als woonvoorziening voor de spoorwegwerkers.
Twee draaischijven
Er lagen aan het begin van de vorige eeuw twee draaischijven in de zandafgraving, een grote en een kleine. In 1932 was het rangeerterrein overbodig; het verdween, evenals het grootste deel van de sporen. Alleen de sporen die nodig waren voor de treinen van de zandwinning bleven gehandhaafd tot 1940, toen men overging op mechanische zandwinning. De logge draaischijven bleven liggen en zijn nu de stille getuigen van jarenlange noeste arbeid. En al zijn ze nu niet meer onmiddellijk herkenbaar: beide schijven liggen nog steeds in de zanderij. De grote schijf is in 1918 geheel vernieuwd en enkele jaren geleden verplaatst om als entree te dienen voor het zwerfsteneneiland. De draaischijven behoren nu tot ons industrieel erfgoed ofwel ‘Monumenten van nijverheid en techniek‘.
Vervoer per trein
Tot aan de eerste decennia van de 19de eeuw ging het vervoer in Nederland voornamelijk via water- en landwegen. In Engeland reed al in 1825 een stoomlocomotief met enkele wagons van Liverpool naar Manchester. Nederland moest nog elf jaar wachten op de eerste trein, die van Amsterdam naar Haarlem liep. In het begin was men doodsbang van het ijzeren geweld dat met vijfenveertig kilometer per uur over de rails raasde. Maar, de Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM) won snel en zeker terrein en kreeg zelfs concurrentie van de Nederlandsche Rhijnspoorweg Maatschappij. Deze maatschappij was onder andere verantwoordelijk voor de verbinding tussen Utrecht en Arnhem en de latere verbinding met Duitsland. Rond 1890 beschouwde men het Nederlandse spoorwegnet als min of meer voltooid. Dat betekende niet alleen maar rails en rollend materieel, maar ook allerlei gebouwen, overkappingen van perrons en zelfs bruggen. Veel van deze bouwwerken horen nu ook tot ons industrieel erfgoed en worden gekoesterd door een aantal verenigingen die waken over het behoud en beheer. Voor de provincie Utrecht maakte USINE, Utrechtse Stichting voor Industrieel Erfgoed een complete inventaris van alle monumenten van nijverheid en techniek. De lijst voor Maarn-Maarsbergen telt veertien objecten waaronder het oude station, alle 18 ‘dienstwoningen’ aan de Bergweg en – apart genoemd – de vrijstaande woning van de ‘stationsassistent’ aan de Bergweg nr. 39. Allemaal huizen uit 1902-1903.
En hoe kon het toch gebeuren; deze woning is afgebroken en inmiddels vervangen door een nieuwe, witgepleisterde woning! Weg uniek monument van de spoorwegindustrie uit het begin van de vorige eeuw. Gelukkig maken de draaischijven deel uit van het aardkundig monument en kan daar vooralsnog weinig mee gebeuren.
Op de Open Monumentendag in september zal van de hand van de Cultuurhistorische Commissie een boekje verschijnen over de industrie, de bouwkunst en de groei van Maarn als gevolg van de activiteiten in de zandafgraving.
door: Nicole van der Schaaf,
lid van de Cultuurhistorische Commissie