De jeneverbes is een groenblijvende struik met scherpe naaldjes. De jeneverbes komt nog veel voor in Drente, maar ook bij ons in Maarn op de Koeheuvels en de Peppelenk.
Dat de struik steeds minder voorkomt wordt veroorzaakt door een te vaste, dichte begroeiing, waardoor de zaden moeilijk kiemen. Afplaggen kan uitkomst bieden! Het is een struik die zich erg thuisvoelt in heidegebieden, waar hij een karakteristiek onderdeel van het landschap vormt. Jeneverbessen kunnen heel oud worden, wel meer dan honderd jaar!
Vroeger werd de jeneverbes als een magisch kruid gezien, de bessen werden bij een uitbraak van de pest gekauwd om bescherming te bieden en in de ziekenkamer werden de takken verbrand om de ziektekiemen te verjagen. De struiken mochten ook niet gekapt worden omdat het een woonplaats was voor goede geesten. Nu mogen we ze zeker niet kappen omdat er niet veel meer zijn; de struik staat op de rode lijst van beschermde planten.
De bessen hebben twee jaar nodig om rijp te worden, daardoor zitten er aan een struik zowel groene als blauwe of blauw-bruine bessen. Eigenlijk zijn de vruchten van de jeneverbes geen bessen maar heel kleine 'sparappeltjes'. In het tweede jaar kunnen de bessen in oktober geoogst worden. Ze worden gebruikt bij de bereiding van jenever en gin, waardoor het borreltje een heel eigen aromatische smaak krijgt. In de keuken worden jeneverbessen veel gebruikt voor zuurkool en wildmarinades en bij het roken van vlees of worst.
Struik: | Jeneverbes |
Latijnse naam: | Juniperus communis |
Anders: | Dambezie, wakel, cambezie |
Vindplaats: | Op losse zandgronden, in heidevelden. |
Bloeitijd: | April-mei |
door: Willemijn Cappetti