In de vorige Modderkoning is aangekondigd dat ik bereid ben het voorzitterschap van de vereniging op mij te nemen. Daarom lijkt het mij goed dat ik iets vertel over mijn achtergronden en beweegredenen, waarom ik dit wil doen.
Ik ben geboren in 1938 en als boerenzoon opgegroeid in het fraaie Drentse dorp Havelte. Na de HBS in Meppel eind vijftiger jaren de studie opgepakt aan de toenmalige Landbouw Hogeschool te Wageningen. De keuze van de studie was snel gemaakt, namelijk Cultuurtechniek. Dit kwam door mijn interesse voor het aspect water en omdat ik vond dat de omstandigheden waaronder de landbouw moest werken lang niet optimaal waren. Naar verhouding kleine bedrijven met een grote versnippering van de percelen. Niet dat alles maar rigoureus op de schop moest worden genomen. Dit blijkt ook wel uit de keuzevakken voor mijn eindstudie: cultuurtechniek, economie, recreatie, landschaparchitectuur. Bij het laatste vak een scriptie gemaakt over de historische ontwikkeling van het landschap in het dorp Havelte.
Na de studie in dienst getreden bij de toenmalige Cultuurtechnische Dienst, alwaar ik tot het eind van mijn loopbaan ben gebleven. Deze dienst heeft in de loop van de jaren allerlei gedaantewisselingen ondergaan, al naar gelang de verschuiving in de accenten bij de inrichting van hetlandelijk gebied. Eertijds lag de nadruk op de verbetering van de werkomstandigheden voor de landbouw, gerealiseerd via ruilverkavelingen; thans wordt veel aandacht besteed aan natuur, landschap, recreatie en het omgaan met water. Tijdens de werkzame periode in verschillende functies door het land getrokken. Van de Zuid-Hollandse eilanden, via Utrecht en Noord-Brabant uiteindelijk naar Gelderland, waar ik de laatste 14 jaar tot 1998 leiding mocht geven aan de Dienst Landelijk Gebied. In al die jaren veel overlegd met landbouworganisaties, natuurbeschermingsorganisaties, gemeenten, waterschappen en het bedrijfsleven, zoals Grontmij en Arcadis.
Deze ervaringen en de grote belangstelling die er nog steeds is voor het landelijk gebied, hebben mij er toe gebracht beschikbaar te zijn voor het voorzitterschap. Ik ben van mening dat de grootste bedreigingen voor waardevolle natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische elementen zullen komen van oprukkende steden en dorpen. Niet voor niets wordt regelmatig de kreet geslaakt dat de landelijke omgeving moet worden beschouwd als de achtertuin van de stedeling. Het is maar de vraag of deze stedeling bereid is de beheerders van het landelijk gebied, zoals boeren, landgoedeigenaren en natuurbeheerders voldoende te ondersteunen bij hun beheer. Daarvoor wil ik mij mede inzetten. In goed overleg met allerlei organisaties is het nodige te bereiken, ook in de dorpen Maarn en Maarsbergen, wars van radicale standpunten.
Uit het voorgaande mag niet de conclusie worden getrokken dat ik er voetstoots vanuit ga dat ik voorzitter word. De beslissing ligt bij de leden op de jaarvergadering april volgend jaar. De functie neem ik tot die tijd tijdelijk waar, omdat Gonda vanwege het gezin en drukke werkzaamheden jammer genoeg geen kans meer zag dat nog verder voort te zetten. Het zal mij nog moeite genoeg kosten om een waardige opvolger van haar te worden.