Op 27 maart 2008 kwamen 's avonds om acht uur ongeveer 40 belangstellenden af op de door MMN in samenwerking met de openbare bibliotheek georganiseerde lezing over libellen. Albert Vliegenthart van de Vlinderstichting vertelde boeiend aan de hand van prachtige beelden over deze bijzondere insecten.
Het zijn tamelijk primitieve insecten die geen volledige gedaanteverwisseling kennen zoals bijvoorbeeld vlinders. Ze leven vaak jarenlang als roofzuchtige larven onder water die alles vangen en verorberen wat ze maar te pakken kunnen krijgen. Onder water vreet en groeit de larve en vinden er een aantal vervellingen plaats.
Op een goede, liefst warme dag kruipt de larve het water uit en dan vindt het wonder van de laatste vervelling plaats. In het jargon van de libellenkenner: de larve 'sluipt uit'. Hierbij komt een prachtige libel tevoorschijn.
Het beestje moet eerst een beetje uitharden en de vleugels moeten worden 'opgepompt'. Dan wordt er gezocht naar een partner, gepaard en volgt het afzetten van de eitjes. Het paren bij de juffers en libellen is als gevolg van hun langgerekte bouw behoorlijk ingewikkeld. Het mannetje grijpt met zijn achterlijfsaanhangsels het vrouwtje in de nek en zo ontstaat het kenmerkende en unieke paringswiel. Na de paring worden de eitjes afgezet, vrijwel altijd in het water.
Sommige juffersoorten doen dit in tandem, andere soorten doen het alleen, waarbij ze soms nog wel door het mannetje beschermd worden. Het leven van de meeste soorten libellen is maar kort – in orde van enkele weken – en staat geheel in dienst van de voortplanting. De grote uitzondering is de winterjuffer die in de zomer uitsluipt, daarna overwintert en pas in het voorjaar daarop aan paren toekomt.
Libellen zijn koudbloedig, als de temperatuur zo omstreeks de 20 graden of hoger komt dan worden ze actief en kun je ze overal aantreffen waar water in de buurt is.
Na de algemene behandeling van de libellen kwam in het tweede deel van de lezing de herkenning van de verschillende soorten aan de orde. Voor sommige soorten zoals de roodoogjuffer en de viervlek is dit niet lastig, maar er zijn soorten die zelfs voor de experts lastig te determineren zijn. In ons land zijn ongeveer 70 van de ongeveer 6000 soorten libellen te vinden; een aantal daarvan wordt bedreigd. Ze kunnen worden ingedeeld in juffers (zygoptera) en echte libellen (anisoptera).
De waterjuffers zijn klein en hebben een naaldvormig achterlijf. Ze zijn er in allerlei fantastische kleuren, maar vaak zien we de combinatie blauw en zwart. De echte libellen zijn groter dan de juffers en er zijn allerlei soorten, van de kleinere heidelibellen tot de grotere glazenmakers. Het is prachtig om deze grote insecten als ware vliegkunstenaars te zien kruisen over het wateroppervlakte op jacht naar kleine insecten. Een aantal soorten kan op zoek naar voedsel aardig aan de zwerf gaan en u ook in uw eigen tuin aan het schrikken maken. Wees niet bang, libellen hebben geen angel en wij zijn als prooi niet echt interessant.
Voor de liefhebbers werd door Albert ten slotte als toegift nog een film vertoond waarin we getuige konden zijn van het uitsluipen van een libel. Hierbij bleek ook hoe kwetsbaar deze dieren tijdens deze 'geboorte' zijn.
Dank aan Albert Vliegenthart voor zijn boeiende lezing en beantwoording van de vele vragen die door het publiek gesteld werden. Wie meer wil weten van libellen kan terecht bij de Vlinderstichting, zie ook hun website: www.vlinderstichting.nl.
Gijs van Roekel